In een online webinar georganiseerd door het BEPS (Belgian Equine Practitioners Society) werden de belangrijkste punten in verband met rhinopneumonie bij paarden nog eens verduidelijkt door verschillende experten. De belangrijkste boodschap van de experten is: vaccineren, vaccineren, vaccineren! ๐๐๐
Waarom vaccineren tegen het rhino virus?
Ja, het vaccin helpt wel degelijk ook tegen de neurologische verschijnselen. โ๐ป
Neen, een paard kan geen rhinopneumonie krijgen door het vaccineren. Wel kunnen ze last krijgen van koorts, spierpijn, โฆ Indien een paard last zou hebben van bijwerkingen kunnen we ze hiervoor ondersteunen.
Het vaccineren van de jonge paarden (die de grootste verspreiders zijn) en de paarden die veel buitenkomen zorgt voor een vermindering in verspreiding en vermindert dus de kans dat een situatie zoals in Valencia opnieuw zal voorvallen.
Wat is rhinopneumonie bij paarden?
๐ฆ Het equine herpesvirus (EHV), beter bekend als rhinopneumonie of het rhino virus is een besmettelijk virus van de familie van de herpesvirussen.
Zeer veel paarden zijn drager van het rhinovirus zonder klinische symptomen, omdat een herpesvirus slapend aanwezig blijft in het lichaam. Je kan dit het best vergelijken met een koortsblaas bij de mens.
De infectie kan gereactiveerd worden waardoor deze paarden het rhinovirus zullen verspreiden naar andere paarden.
Paarden kunnen elkaar besmetten, maar besmetting kan ook gebeuren door overdracht door de mens of materiaal!
Rhinopneumonie bij paarden kan zich uiten in 3 vormen.
Het virus kent verschillende vormen, waarbij EHV-1 en EHV-4 het meest voorkomen. De ziekte kan zich op verschillende manieren manifesteren, afhankelijk van de stam van het virus en de gezondheidstoestand van het paard.
De respiratoire vorm van rhinopneumonie
Luchtwegproblemen: symptomen hierbij kunnen zijn neusvloei, hoesten, verminderde eetlust, koorts, ophoping van slijm in de luchtwegen (dit kan leiden tot ademhalingsmoeilijkheden en een piepende ademhaling). Er kan echter ook sprake zijn van vergrote lymfeklieren (vooral in de keelstreek, die pijnlijk kunnen zijn bij palpatie) en algemene verminderde prestaties…
De neurologische vorm van het rhino virus (EHV-1)
Zenuwstoornissen: hierbij kunnen plots symptomen van verlamming of een gebrek aan coรถrdinatie optreden, voornamelijk ter hoogte van de achterbenen. Ook kan er sprake zijn van incontinentie (moeite met het beheersen van de blaas en darmen) of van urineretentie (moeite met plassen).
Afhankelijk van de ernst hiervan, kan deze vorm een zeer slechte prognose hebben.
De reproductieve vorm van rhinopneumonie (EHV-4)
Abortus: een geรฏnfecteerde merrie zal zonder voorafgaande tekenen in het laatste trimester van de dracht aborteren. Drachtige merries kunnen besmet worden door paarden met een luchtwegaandoening, alsook door een andere merrie die geaborteerd heeft. โ ๏ธ Indien een merrie aborteert, is het zeer belangrijk zowel de foetus als de vruchtvliezen meteen te verwijderen, aangezien deze een zeer hoge dosis van het rhino virus bevatten!
Veulens geboren van geรฏnfecteerde merries kunnen zwak zijn en snel na de geboorte overlijden.
Wat te doen bij symptomen van het rhino virus?
Rhinopneumonie wordt voornamelijk verspreid via direct contact met geรฏnfecteerde paarden of door besmette objecten zoals voerbakken, wateremmers en kleding van verzorgers.
Indien uw paard een van of enkele symptomen vertoont, contacteer uw dierenarts. Probeer het paard af te zonderen van anderen om verspreiding te voorkomen. Zorg ervoor dat uzelf andere paarden niet besmet door strikte hygiรซnemaatregelen na te leven zoals het desinfecteren van materialen en het wassen van handen.
Diagnose en behandeling
De diagnose van het rhinovirus bij paarden wordt meestal gesteld door middel van klinische symptomen en bevestigt via laboratoriumtesten zoals PCR en serologie.
Er is geen specifieke antivirale behandeling voor het rhino virus bij paarden. De behandeling is voornamelijk ondersteunend en kan bestaan uit: rust, medicijnen om de koorts te verlagen, anti-inflammatoire middelen om de ontsteking te verminderen en antibiotica om secundaire bacteriรซle infecties te voorkomen of te behandelen.